Een Delfshavense wandeling met de Rotterdamse tekenaar en schilder Gerrit Groenewegen.

Veel van de werken van Gerrit Groenewegen op deze pagina zijn ook elders op mijn website te vinden. Zijn aansprekende prenten waren voor mij ideaal om de boeiende geschiedenis van Delfshaven te illustreren. Enkele van de tekeningen en schilderijen hier zijn “nieuw”, omdat ik er nog geen passend onderwerp bij had. Ze staan in de volgorde van een wandeltocht, zoals Groenewegen die rond 1800 had kunnen ondernemen. Te beginnen op de Westzeedijk, bij de Schiedamse Poort, en eindigend bij de Beukelsdijk. Daarna nog een stukje met de trekschuit over de Delfshavense Schie naar haar beginpunt: Overschie.

De Schiedamse Poort en huizen aan Vasteland vanuit het noorden gezien. Rechts zwemmen en spelen kinderen bij de sluis die de Schiedamse Vest via een lange duiker verbond met de Zalmhaven. Die lag hier achter, buiten de zeedijk. Een paar vrouwen spoelen de was in het vestwater. Een “vest” is een gracht of singel die vroeger onderdeel uitmaakte van de vestingwerken rond een stad.

Hierboven een schets van de Zalmhaven. Aan het middelste schip wordt gewerkt. Waarschijnlijk is dit de meest westelijk gelegen scheepswerf aan de noordzijde van de Zalmhaven, `Het land van Belofte’, eigendom van de Rotterdamse scheepsbouwersfamilie Van Swijndregt.

Titel: “Kermis bij de Bontepaal”. In de verte is de Schiedamse Poort tussen de Vest en de Zalmhaven zichtbaar. De afstand tussen die poort en de Bontepaal was ca. driekwart kilometer, dus de titel van deze aquarel wekt de indruk dat het hier ging om een tamelijk uitgebreide kermis, op de destijds lommerrijke Hoge Zeedijk. Er heerst gezellige drukte en vertier bij de diverse kramen. De koetsiers van de dilligences banen zich met moeite een weg door de feestende menigte. Deze dijk was eeuwenlang een belangrijke doorgaande route tussen Rotterdam en Schiedam. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Huisjes langs de Schieland Hoge Zeedijk aan de noordelijke rand van de Muizenpolder (kaart). Dat was een ingedijkte kwelder tussen de Hoge Zeedijk en de Maas, strekkend van de Scheepstimmermanslaan, bij de Zalmhaven en de Schiedamse Vest tot aan het huidige Park bij de Euromast (van tuinarchitect Zochers). Achter de huisjes en de sloot is een ommuurde tuin te zien. Sinds de annexatie door Rotterdam in 1886 heet dit gedeete van de dijk “Westzeedijk”. Het is nu tot aan de Maastunnel een vierbaans autoweg.

Welgestelde Rotterdammers hadden in de 18e en 19e eeuw hun prachtige buitenplaatsen in de Muizenpolder, met villa’s, lusthoven, theekoepels en oranjerieën. Die laatste zijn lage gebouwen met veel glas op het zuiden, om daarin kwetsbare planten vorstvrij te kunnen laten overwinteren. Het waren de exotische oranjebomen (sinaasappelbomen), waaraan deze gebouwen hun naam te danken hadden.

Zoek de verschillen tussen deze twee aquarellen van het Buiten “Lust en Rust”…

Groenewegen woonde ook langs deze dijk. Hieronder een blik op zijn tuin en zijn huisje.

Misschien is het wel Gerrit’s vrouw Neeltje, die hier de witte was op het bleekveldje in de zon uitspreidt.

De Nieuwewerksdijk aan de zuidrand van de Muizenpolder. Later werd dit de Parklaan. Hoewel de bomen nog vol in blad staan, lijken er toch kinderen op het ijs naast de dijk te spelen. In 1852 werd daar overigens de Westerhaven aangelegd, die was verbonden met de Veerhaven. In 1902 werd die haven echter alweer gedempt, omdat veel zeeschepen er niet meer in pasten. Recht voor ons zien we molen De François.

We zijn weer terug op de zeedijk. Dit is “Tolhuis bij de Bontepaal”, wat ongetwijfeld een met bonte kleuren gemarkeerde grenspaal was, die de grens tussen Rotterdam en Delfshaven markeerde. Dit wachthuisje stond op de Hoge Zeedijk ter hoogte van de huidige Kievitslaan, dus de oostelijke rand van het latere Park van tuinarchitecten (vader en zoon) Zochers aan de Westzeedijk, recht tegenover het Erasmus MC. Dat park is inmiddels beter bekend als “het Park bij de Euromast”. 

Nadat we het tolhuis zijn gepasseerd bevinden we ons op Delfshavens -en tot 1812 dus Delfts- grondgebied.

Houzaagmolen De François; ijspret in de winter en bedrijvigheid in de zomer. Hier ligt sinds 1852 Het Park.

Een boerderij langs de Hoge Zeedijk, vlak bij Schoonderloo. Opvallend zijn de koperen melkbussen uit deze periode, die ook op andere prenten van Groenewegen terugkeren. Bijvoorbeeld bij de “melkmeisjes” in Rotterdam, die op straat uit dit soort bussen melk verkochten. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

De ruïne van de R.K.-kerk van Schoonderloo, in de Tachtigjarige Oorlog verwoest door Spaanse troepen.

We zijn nu aangekomen in Delfshaven. De buitendijkse polders houden hier op en de Schieland Hoge Zeedijk grenst op dit punt weer direct aan de Maas. Waar de Zeedijk overgaat in de Havenstraat, zien we vooraan de Buizenwaal en aangrenzend de scheepswerf van de V.O.C. Delft met het Zeemagazijn. Dat magazijn stond aan de oostelijke kade van de Achterhaven, die tot annexatie door Rotterdam de Nieuwe- of Oosthaven werd genoemd. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Als we niet via de Havenstraat onze weg vervolgen, maar over de Waaldijk langs de Buizenwaal, komen we uit op de punt van de Waaldijk: het Oosterhoofd.

We kijken de Achterhaven (Nieuwe Haven) in en zien de voorkant van het V.O.C. Zeemagazijn en verderop de Oude Kerk en de Lange Brug. Groenewegen maakte zijn tekeningen in verschillende uitvoeringen. Op de bovenste prent is het schip ontdaan van alle ra’s en stengen, omdat voor het kalefaten van het onderwater-schip de ballast uit de romp werd verwijderd. Zonder ballast lag zo’n schip hoog in het water, maar uiterst instabiel, wat riskant is met die hoge windvangers nog aanwezig op de ondermasten. Als een opdrachtgever dat geen mooi gezicht vindt is uiteraard veel mogelijk, realistisch of niet. De klant is tenslotte koning en er moest wel brood op de plank komen. Kunst was oorspronkelijk het hoogste niveau van kunde, oftewel vakmanschap. Het was in vorige eeuwen nog geen door de samenleving gefinancierde vorm van creatieve zelfontplooiing, maar een ambacht waarmee in het levensonderhoud moest worden voorzien.

Op het Oosterhoofd was ook de scheepswerf van Hendrik de Hoog en Cornelis de Wit te vinden, waar in 1882-’83 het Linieschip “Delft” werd gebouwd voor de Amiraliteit op de Maze, naar een ontwerp van haar scheepsbouwmeester Pieter van Zwijndregt Pauluszn. Het werd deze werf gegund omdat in Rotterdam, op ‘s Lands Werf aan het Boerengat, plaatsgebrek was en deze Delfshavense werf een goede reputatie genoot voor wat betreft het bouwen van oorlogsschepen. Volgens de geschiedsschrijver F.J. Kleijn was hier in 1781 al een Fregat van Oorlog gebouwd voor de Admiralteit. Dat moet het Fregat “Castor” zijn geweest. Gerrit Groenewegen stond hier met de rug naar de werf. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Wanneer we vanaf het Oosterhoofd naar het westen kijken zien we het Middenhoofd en het Westerhoofd. De interesse van Groenewegen gold voornamelijk de scheepsbouw en scheepvaart, wat mogelijk de reden is dat de in 1727 gebouwde moutmolen De Distilleerketel op het Middelhoofd hier net buiten beeld valt.

Via het bruggetje voor de Buizenwaal (zie twee eerdere prenten) komen we vanaf het Oosterhoofd, via de Achterhaven, het Achterwater en de Voorstraat, weer uit op de Zeedijk en bij de Grote Delfshavense Sluis.

De Kolk gezien vanaf de brug over de Grote Delfshavense Sluis. Links het Kraanhuis met de tredmolens voor het heisen van de sluisdeur. Die sluispoort verbond de Kolk via het Tussenwater met de Achterhaven. We zien ook de Oude Kerk, die nu de Pelgrimvaderskerk wordt genoemd, en molen De Distilleerketel op het Middenhoofd. De huidige Piet Heynsbrug was toe nog een smalle loopbrug. Aan de kade ligt een tjalk, mogelijk wachtend op het openen van de Grote Sluis. Op de gehele wandelroute is dit waarschijnlijk het enige uitzicht dat Gerrit Groenewegen zou hebben herkend. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Vanaf de brug over de Sluis lopen we langs de Delfshavense Schie verder over de Mathenesserdijk (destijds de Maas Dijk) en kijken terug naar molen De Graankorrel, die toen nog de naam Rauwketel droeg. Bij deze molen zijn we weer een tolhuis gepasseerd, dus we hebben Delfshaven achter ons gelaten. In de verte is de toren van de Oude Kerk nog zichtbaar en rechts daarvan de graanmolens De Distilleerketel en De Hoop.

De dijk volgend komen we bij de Hoekmolen. De Schieland Hoge Zeedijk buigt vlak voor de molen af naar het westen, naar Schiedam, dus wij gaan naar de overkant van de Schie, bijvoorbeeld met …

We gaan verder over de voormalige Haven Dijk. Dat is nu de Aelbrechtskade. 

Verderop komen we bij de afsplitsing naar de Beukelsdijk. Althans, volgens het bijschrift op de website van het Stadsarchief bij de afbeelding hieronder: “Delfshavense Schie bij Beukelsdijk”. Er staan op deze prent, terugkijkend naar Delfshaven, echter wel erg veel molens langs dit stukje van de Schie. Hoe dan ook, het blijft een mooi en sfeervol oud-Hollands plaatje.

Wie de Delfshavense Schie tot het einde zou blijven volgen, bijvoorbeeld over water, kwam uit bij het dorp Overschie. Daar gaat de Delfshavense Schie, net als de Schiedamse Schie en de Rotterdamse Schie, over in de Delftse Schie. Op de prent hieronder zien we de Grote Kerk van Overschie en op de Schie een “Hooij Schip”, zoals Gerrit Groenewegen dat type benoemde in zijn boekje “Hollandsche Schepen” uit 1789.


Veel van deze prenten zijn te vinden (en vaak te bestellen of te downloaden) op de websites van diverse musea en bij het Stadsarchief Rotterdam. Het betreft scans van over het algemeen verkleurde prenten die door de tand des tijds zijn aangetast. Dus sterk vergeeld en vaak met lelijke vlekken. Om een indruk te krijgen van hoe ze eruit zagen in de tijd dat Gerrit Groenewegen ze vervaardigde, heb ik ze met digitale technieken ontdaan van de meest storende vlekken en de bruingele waas. Soms heb ik het kleurenpalet versterkt, verschoven of helderder gemaakt om een zo “authentiek” mogelijke weergave te verkrijgen. De meeste afbeeldingen heb ik iets verscherpt, omdat dit soms nodig is na het aanpassen van het formaat.


Gerrit Groenewegen

Gerrit Groenewegen was een Rotterdamse tekenaar en schilder die leefde van 1754 tot 1826

Op 16 oktober 1754 werd Gerrit Groenewegen geboren. Vermoedelijk in de buurt van de Zalmhaven. Aanvankelijk volgde hij het carrierepad van zijn vader Dirk Groenewegen en begon hij zijn werkzame leven als leerling scheepstimmerman. Op jeugdige leeftijd kreeg hij echter een zwaar ongeluk. Hij raakte met zijn rechtervoet beklemd onder een brugdek in Rotterdam, toen hij deze in aller haast wilde oversteken, 
nog voordat de brug dicht was. De gevolgen waren zo ernstig dat zijn rechterbeen onder de knie moest worden afgezet. Hierdoor was hij genoodzaakt ziijn beroep van scheepstimmerman op te geven.

Het ongeluk bracht hem ertoe zich toe te leggen op de teken- en schilderkunst. Hij was een leerling van de bekende etser, schilder en tekenaar Nicolaes Muys. Al snel vielen zijn tekeningen op door de accuraatheid waarmee hij de activiteit rond de havens en de vele scheepstypen in en rondom Rotterdam uitbeeldde. Hij tekende en schilderde voornamelijk in Rotterdam en omstreken, mogelijk was zijn handicap debet aan deze beperkte actieradius. 

Zijn werk is van grote historische waarde voor wat betreft het leven en de nu verdwenen architectuur in Rotterdam en omgeving in de achttiende en begin-negentiende eeuw. 

In 1793 trouwde Gerrit met Neeltje Westerdijk. 
Zij woonden in een huisje beneden de Schieland Hoge Zeedijk in het Ambacht van Schoonderloo en Cool. Dat huis had Gerrit van zijn vader geërfd, of misschien was hij er na de dood van zijn vader wel gewoon blijven wonen. Zij bleven kinderloos. Overigens wordt er in de burgerlijke archieven wel melding gemaakt van een doodgeboren kindje. Na de dood van zijn vrouw in 1814 bleef hij daar nog een tijd wonen, maar het huishouden bestieren met zijn handicap viel hem zwaar, ondanks de hulp van zijn buurman Van Brakel en diens echtgenote. In 1819 nam hij zijn intrek in het Proveniershuis aan de Rotterdamse Schie. “Proveniershuis” riekt misschien naar welstand, maar de oudere naam was “Het Leproosen Huis” en het was vooral bedoeld ter ondersteuning van de armen. Groenewegen is helaas niet rijk geworden van zijn artistieke ambacht.

In 1823 vertrok hij daar weer, waarschijnlijk terug naar de vertrouwde omgeving van de Zeedijk, waar hij het grootste deel van zijn leven had gewoond. Gerrit is op 7 augustus 1826 op 72-jarige leeftijd gestorven in het huis van zijn oude buurman, Adrianus van Brakel, aan de Hoge Zeedijk.   (bron)